Vluchten

Vluchten

Ik moet op staan. Mijn lijf is helemaal verstijfd van de koude grond waar ik op gezeten heb. Met wat moeite strek ik mijn rug en benen en kijk om me heen. Wat is dit voor plek en hoe kom ik hier? En wat stinkt er zo. Ik wandel de donkere steeg uit richting een verlichte straat. Als mijn ogen een beetje gewend zijn aan het licht kijk ik naar mezelf. Ik draag een oude versleten broek, mijn jas is minstens twee maten te groot. Er loopt een grote scheur door mijn mouw. En alles is vies. De onaangename geur die ik eerder rook kwam niet uit de container waar ik naast zat. Ik was het zelf. Wat is dit, waar ben ik?

Ik loop de drukke winkelstraat in om te kijken waar ik ben. Misschien herken ik daar wel iets. Ik loop een paar honderd meter door de straat en kijk rond naar de winkels en de hoge kantoorgebouwen. Al lopend graaf ik in mijn geheugen, op zoek naar een match met de plek waar ik loop. Maar het blijft een groot vraagteken, ik ben hier duidelijk nog nooit geweest. Wat nu, waar moet ik heen, wat moet ik doen? Ik besluit verder te lopen om ondertussen een plan te maken. Ik moet er toch achter zien te komen waar ik ben. Hoe ben ik hier gekomen? En waar is mijn familie, waar zijn mijn vrienden. Als ik iemand van hen kan bereiken dan wordt alles misschien wat duidelijker.

Zo loop ik in mezelf pratend de straat door. Maar ik wordt er niet rustiger van. Met de beste wil van de wereld probeer ik namen en gezichten voor de geest te halen van de mensen die ik lief heb, van mijn familie, vrienden… Maar hoe hard ik het ook probeer, er komt niets, geen beeld, geen naam. Wat is dit? Een paniekerig gevoel maakt zich van me meester. Ik begin zonder het te merken harder te lopen en bots tegen de voetgangers op de straat aan. Ik voel de priemende blikken van de mensen. Ze kijken naar me alsof ik een besmettelijke ziekte heb en proberen me met een grote boog te ontwijken. De blikken, de drukte. Het wordt dol in mijn hoofd, waar ben ik, wat is er met me gebeurt. Het paniekgevoel wordt sterker. Ik wil wegrennen, maar waar naar toe?

Op dat moment zie ik rechts van me een smalle en donkere gang tussen twee winkelpanden. Ik loop snel het donker in. Achter een vuilnisbak hurk ik op de grond. Mijn hoofd is zo warrig, het lukt me niet om mijn gedachten rustig te krijgen. Ik sluit mijn ogen en haal diep adem door mijn neus. De geur van rottend eten en pis maakt me misselijk dus ik loop wat verder de steeg in. Het is koud en ik begraaf mijn hoofd zo diep mogelijk in mijn kapotte jas en stop mijn handen in de zakken. Dan voel ik opeens een briefje. Ik haal mijn hand uit de zak en probeer te lezen wat er op het oude verfrommelde briefje staat. Het is te donker op de plek waar ik sta dus ik loop dieper de steeg in, richting een knipperend lampje boven een oude en vervallen deur. Ik vouw het briefje open en lees het volgende: “Je zou stoppen, je zou je leven beteren. Ik kan er niet meer tegen, ik kan je ook niet meer helpen. Ik ga”.

Mijn handen trillen terwijl ik het briefje terug in mijn jaszak stop. Vage herinneringen komen boven drijven. Ik voel me zo ellendig. Ik wil me zo niet voelen, ik wil dit niet. Dan hoor ik een stem achter me. “Hey maatje, wil je ook een shotje?” Ik kijk om en zie het afgeleefde vrijwel tandeloze gezicht van een man die ik me vaag herinner. “Kom zitten”, zegt hij. Ik ga naast de man zitten. Verdwaasd merk ik dat hij de mouw van mijn jas omhoog doet. Ik voel een prik in mijn arm. Het ellendige gevoel verdwijnt en ik reis in gedachte af naar vroeger. Naar de tijd dat ik nog gelukkig was. Samen met mijn grote liefde. Met die gedachte voel ik me wegglijden in een diepe slaap.

Ik moet op staan. Mijn lijf is helemaal verstijfd van de koude grond waar ik op gezeten heb. Met wat moeite strek ik mijn rug en benen en kijk om me heen. Wat is dit voor plek en hoe kom ik hier?

Wazig hé. Maar voor veel mensen dichterbij dan ze zelf in de gaten hebben! Je verstoppen voor de werkelijkheid lost niets op. Hulp vragen wel.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *