Mannendingen II

Mannendingen II

De eerder gemaakte afspraak met de stewardessen moest echter op zich laten wachten. We gingen niet naar het bewuste hotel maar werden met sneeuwscooters naar een grote Lodge gebracht. Daar werden onze koffers neergezet en werden we na een lunch in warme pakken gehesen. Buiten aangekomen stonden er acht sneeuwscooters op ons te wachten. Acht, we zijn toch met tien man? Onze gids liep naar mij en mijn maatje en vertelde dat we niet mochten rijden. We hadden veel te veel gedronken. Daar zaten we dan, achterop bij de gidsen, onderweg naar een groot bevroren meer. Daar aangekomen zagen we enorme vlakte , maagdelijk bedekt met een dik pak witte sneeuw. Geen spoortje te bekennen. Dat was van korte duur, de rest van de groep kon zich daar uit gaan leven om bekend te raken met de sneeuwscooters. Met lede ogen zagen we aan hoe iedereen als een dolle aan het rondcrossen was. Het maagdelijk wit, was binnen no-time omgetoverd tot een slagveld. Mijn maatje, die nog bijdehanter was dan ik riep onze gids en zei: Breng ons maar terug naar het vliegveld. We gaan op eigen kosten wel terug naar Bodø. Zeker weten dat we ons daar wel zullen vermaken. Tien minuten later zaten we op onze eigen sneeuwscooter en vlogen net als de rest van de groep met ruim 100 km per uur over de sneeuw. Na een paar onderlinge sprintwedstrijdjes verzamelde de groep zich bij de gids die vertelde dat we de komende twee dagen een tocht door de natuur gingen maken en zouden overnachten in een iglo.

In colonne vertrokken we richting de bergen. Een groot deel van de rit door de bossen maar zodra er een open plek was begon iedereen als een bezetene gas te geven en spreidde de groep zich uit. De oppergids had daar wel plezier in, zijn compaan iets minder. Het was eigenlijk de regel dat je keurig achter elkaar bleef rijden. Zo ging het door tot we aankwamen bij een enorme berg sneeuw. Uit nadere inspectie bleek dat dit de bewuste iglo was, die er nu als een hoop ellende bij lag. Geen iglo overnachting dus. De oplossing voor de overnachting werd snel gevonden in een nabij gelegen alpinisten hut. Lekker primitief, geen stromend water, geen elektra en geen toilet. Wel op een 20 meter afstand een gat in de sneeuw. Er werd ons nadrukkelijk verzocht hier gebruik van te maken. Zowel voor de grote als de kleine boodschappen. Na een heerlijke warme maaltijd en sterke verhalen, vergezeld van de nodige biertjes en Aquavit tijd om te gaan slapen. Ik had weinig moeite om me naar dromenland te begeven. De volgende ochtend liep ik naar buiten om het sneeuwtoilet te bezoeken. Het werd, gezien de vele geelgekleurde plekken links en rechts van de hut meteen duidelijk dat niet iedereen de afgelopen nacht het bewuste gat had weten te bereiken.

Snel na het ontbijt werd het tijd te vertrekken naar het landgoed van de Zweedse koning. Wat een prachtige tocht was dat. Ik herinner me de twee gigantische besneeuwde bergtoppen die we passeerden. Wat een imposant beeld. De besneeuwde bossen en kleine doorgangetjes die weer afgewisseld werden door immense open vlaktes. En opeens stond daar in de middle of nowhere een paal met een enorme kist tegen een hoge berghelling. De gidsen opende de kist en haalde een grote platte opblaasboot en een aantal helmen tevoorschijn. Meteen was duidelijk wat de bedoeling was en ik kan je vertellen dat snowraften (met het bootje van de berghelling naar beneden glijden) een waanzinnige ervaring is. Wat gaat dat hard, zo dicht bij de grond.

Na een tijdje vertrokken we weer en kwamen aan op het landgoed van de koning. We stopten midden op een groot bevroren meer dat aan de voet van een berg lag. Er werd een gigantische boor uit de aanhanger gehaald en de gids boorde een drietal gaten in het ijs. Zo, tijd om jullie eigen maaltje te gaan vangen. IJsvissen, met een hengeltje van een cm of 50 een beetje met het aas op en neer jutteren. En zowaar werd er een en ander gevangen. De vissen werd gebakken en samen met wat gedroogd rendiervlees en brood zat iedereen te genieten van het moment. Tot het tijd werd het laatste deel van de tocht in te zetten richting de vertrekplaats van een dag eerder. Een uurtje of twee later begon de gids nummer 2 een beetje zenuwachtig te worden en iedereen moest stoppen. Een blik op de benzinemeters wees uit dat de meeste van ons op reserve aan het rijden waren terwijl we nog minstens 2 uur moesten rijden. De oppergids vertelde lachend dat ze normaal terugkeerden met een halfvolle tank. Ja lach maar, dacht ik. Ik heb weinig zin om te gaan lopen. Wie weet hoever dat nog is? Na wat overleg werd besloten door te rijden. Als ik het maar haal, spookte het door mijn hoofd.