Zo, ik ga er eens even lekker voor zitten. In alle rust weer een verhaaltje schrijven. Uhm, wat had ik ook al weer bedacht, wat was ook al weer het onderwerp, de rode draad? En hoe ga ik het schrijven? De meest uiteenlopende ideeën passeren de revue. Oh ja dat is leuk om iets mee te doen. Even kijken of ik een leuke anekdote ken. Dan hoor ik de deur open gaan. Pats, weg idee, weg verhaal. Jammer, dan zal het wel niet de bedoeling geweest zijn om het totaal uit mijn gedachten verdwenen verhaal te gaan schrijven.
Uhm, er komt vast weer iets boven borrelen, zoals dat zo vaak gebeurt. Even denken…. Ja, dat is wel iets daar kan ik wel wat mee. De eerste regels verschijnen op papier. Ik heb de flow weer te pakken. Het begin is gemaakt maar waar gaat het naar toe? Interessant en herkenbaar onderwerp, stukje grappige eigen ervaring en toch met een boodschap voor wie dat wil lezen. En zo niet, toch leuk leesvoer. Het gaat lekker, maar wat wilde ik ook al weer vertellen met dit stuk? Ik lees terug en zie een oersaai belerend beginsel van een verhaal waar niet doorheen te komen is. Dit gaat hem niet worden. Mijn getypte zinnen verdwijnen door het alles behalve vriendelijke intoetsen van de ‘Backspace’ knop net zo snel als ze zijn verschenen.
Ik voel de irritatie groeien. Gelijktijdig hoor ik opeens allerlei geluiden in en om het huis. Geluiden die er normaal ook zijn. Maar nu lijkt het wel of ze meer aanwezig zijn dan ooit. Het open en dichtgaan van een deur, de trap, het geblaf van een hond of een auto die door de straat rijdt. Heeft iedereen er vandaag een doel van gemaakt om er voor te zorgen dat ik niet aan schrijven toe kom? Laat me met rust, ik wil iets schrijven want dat vind ik leuk, daar krijg ik energie van. Nou, de energie die ik nu krijg lijkt meer op het aan de kook brengen van een kan water. Het borrelt steeds harder en als het zo nog even door gaat dan komt de stoom er aan alle kanten uit.
Even een paar keer diep adem halen. Ogen dicht en alles van je af laten glijden. Dan hoor ik de deur weer. Bonk, de hond heeft zijn geblaf vervangen door een soort jammerlijk gejank. Kakbeest! Dan gaat er ergens een radio aan, bonk, bonk bonk. Grrrrrr. Dit gaat hem niet worden, mag ik misschien even mijn ding doen zonder al die afleiding? Blijkbaar niet, want daar gaat mijn kantoordeur open. “Kan je me even weg brengen want het regent zo hard?” Met een diepe zucht trek ik mijn jas aan en stap in de auto. Het ritje van totaal 20 minuten lijkt nu drie keer zo lang te duren. Alle stoplichten staan op rood. Net voor me neemt een vrachtwagen voorrang in de wetenschap dat ik toch niet tegen hem aan ga rijden en met een slakkengangetje zoekt hij de afslag op het industrieterrein die hij eigenlijk had moeten hebben. Op de terugweg bedenkt één of andere malloot dat het best slim is om te gaan spookrijden en kijkt me verontwaardigd aan als ik hem met groot licht en claxon probeer te waarschuwen. Sukkel!
“Wat is dat toch vandaag, wat heeft iedereen?” Denk ik, terwijl ik de voordeur binnen stap. Dan loop ik langs de spiegel in de gang en opeens wordt me alles duidelijk. Ik weet wat de oorzaak is van alle irritatie. Ik kijk nog eens goed in de spiegel. Het kwartje is gevallen. Er is er maar één reden van al die ergernis. En dat ben ik zelf.
